Ahn
Duits
Uitspraak
- IPA: /aːn/
Woordafbreking
- Ahn
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
Ahn m
- (familie), (vaak meervoud), (plechtig) voorouder
- «Unsere Ahnen stammen aus Italien.»
- Onze voorouders zijn afkomstig van Italie.
- «Unsere Ahnen stammen aus Italien.»
- (familie), (verouderd), (regionaal) grootvader
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | der Ahn | die Ahnen |
genitief | des Ahns, des Ahnes | der Ahnen |
datief | dem Ahn, dem Ahne | den Ahnen |
accusatief | den Ahn | die Ahnen |
Schrijfwijzen
- [1, 2] Ahne
Synoniemen
- [1] Vorfahr
- [2] Großvater
Verwante begrippen
- [1] Ahne, Ahnfrau, Ahnherr, Ahnin
Antoniemen
- [1] Nachkomme
Hyperoniemen
- [1, 2] Familienmitglied, Verwandter
Hyponiemen
- [1] Urahn
Afgeleide begrippen
- [1] Ahnenbild, Ahnenforscher, Ahnenforschung, Ahnengalerie, Ahnenkult, Ahnenliste, Ahnenprobe, Ahnentafel
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.