Angelhaken

Duits

Uitspraak
  • IPA: /ˈaŋl̩haːkŋ̍/, (duidelijk uitgesproken) /ˈaŋəlˌhaːkən/
Woordafbreking
  • An·gel·ha·ken
Woordherkomst en -opbouw
  • [1] Samenstelling van Angel en Haken.

Zelfstandig naamwoord

Angelhaken m

  1. vishaak, hengelhaak, vishoek
    «Er befestigte einen Köder am Angelhaken und warf die Schnur aus.»
    Hij zette een lokkertje aan het vishaak vast en wierp het snoer uit.
Verbuiging
Antoniemen
  • [1] Angelleine, Angelrute, Angelschnur
Hyperoniemen
  • [1] Angel, Angelfischerei, Haken
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.