Angolees
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: Angolees (hulp, bestand)
Woordafbreking
- An·go·lees
Woordherkomst en -opbouw
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | Angolees | Angolezen |
| verkleinwoord | Angoleesje | Angoleesjes |
Zelfstandig naamwoord
de Angolees m
- (demoniem) een inwoner van Angola, of iemand afkomstig uit Angola
Synoniemen
Verwante begrippen
| Demoniemen bij Angola in het Nederlands | |||||||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
|
inwoner: Angolees, Angolaan • inwoonster: Angolaanse • bijvoeglijk: Angolees | |||||||||||
| stellend | vergrotend | overtreffend | |
|---|---|---|---|
| onverbogen | Angolees | Angoleser | Angoleest |
| verbogen | Angolese | Angolesere | Angoleeste |
| partitief | Angolees | Angolesers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
Angolees
- (demoniem) op Angola betrekking hebbend
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord Angolees staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.