Braten

Niet te verwarren met: braten

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  Braten    (hulp, bestand)
  • IPA: / ˈbʁaːtən /, / ˈbʁaːtn̩ /
Woordafbreking
  • Bra·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Middelhoogduitse woord  brāte zn , dat van het Oudhoogduitse woord  brāto zn  met herkomst uit het Germaans
enkelvoud meervoud
nominatief der Bratendie Braten
genitief des Bratensder Braten
datief dem Bratenden Braten
accusatief den Bratendie Braten

Zelfstandig naamwoord

Braten, m

  1. (kookkunst), (voeding) gebraden vlees, gebraad, een groot stuk vlees dat is geroosterd of bedoeld is om te braden
    «Da der Braten rund eine Stunde garen muss, bleibt genügend Zeit, um währenddessen köstliche Beilagen vorzubereiten.»
    Omdat het gebraad ongeveer een uur moet koken, is er genoeg tijd om heerlijke bijgerechten te bereiden.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.