DigiD
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: DigiD (hulp, bestand)
- IPA: / ˌdiɣiˈde / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- Dig·iD
Woordherkomst en -opbouw
- kofferwoord van digitaal en identificatie, met een zinspeling op idee
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | DigiD | DigiD's |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de DigiD v / m
- (internet) (Nederland) digitale identificatiecode van een persoon waarmee men toegang krijgt tot belaapde (overheids)diensten
enkelvoud | |
---|---|
nominatief | DigiD |
genitief |
Eigennaam
Afgeleide begrippen
- DigiD-account, DigiD-code, DigiD-fraude, DigiD-gebruik, DigiD-gebruiker, DigiD-gebruikersnaam, DigiD-hulpdesk, DigiD-info, DigiD-informatie, DigiD-inlogcode, DigiD-nummer, DigiD-systeem, DigiD-toegangscode, DigiD-transactiecode, DigiD-wachtwoord, DigiD-zaak
Anagrammen
- "DigiD" is een palindroom
Gangbaarheid
- Het woord DigiD staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.