Duitstalig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  Duitstalig    (hulp, bestand)
  • IPA: /dœytsˈtaləx/ (3 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈdœʏ̯tsˌtaləχ/, /ˈdʌʏ̯tsˌtaləχ/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈdœːtsˌtaːləx/
    • (Limburg): /ˈdœːtsˌtaːlɪx/
Woordafbreking
  • Duits·ta·lig
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstellende afleiding van Duits en taal met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen Duitstalig
verbogen Duitstalige
partitief Duitstaligs

Bijvoeglijk naamwoord

Duitstalig

  1. Duits als moedertaal hebbend
    • Eupen ligt in het Duitstalige deel van België. 
    • München, de stad waar het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk in 1938 het Sudetenland, een overwegend Duitstalig gebied in Tsjecho-Slowakije, weggaven aan nazi-Duitsland.
      Hitler beloofde hierna geen territoriale ambities meer te hebben – een toezegging die hij brak toen hij in maart 1939 de rest van het land annexeerde. [1]
       

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord Duitstalig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.