Einwohner

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  Einwohner    (hulp, bestand)
  • IPA: / ˈainvoːnɐ /
Woordafbreking
  • Ein·woh·ner
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Middelhoogduitse woord inwoner
  • Naamwoord van handeling van het Duitse werkwoord einwohnen met het voorvoegsel ein- en met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
nominatief der Einwohnerdie Einwohner
genitief des Einwohnersder Einwohner
datief dem Einwohnerden Einwohnern
accusatief den Einwohnerdie Einwohner

Zelfstandig naamwoord

Einwohner, m

  1. inwoner (mannelijke vorm)
    «Die 28 Mitgliedsstaaten der Europäischen Union haben eine Gesamtbevölkerung von 503.890.015 Einwohnern (2013).»
    De 28 lidstaten van de Europese Unie hebben een totale bevolking van 503.890.016 inwoners (2013).
Afkorting
  • Einw.
Synoniemen
  • Bevölkerung
  • Bewohner
Antoniemen
Afgeleide begrippen
  • Einwohnerin (vrouwelijke vorm)
  • Einwohnermeldeamt
  • Einwohnermeldestelle
  • Einwohnerschaft
  • Einwohnerzahl
  • Ureinwohner
Verwante begrippen
  • Einwohnerin
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.