Gegner
Duits
Uitspraak
- IPA: /ˈɡeːɡnɐ/
Woordafbreking
- Geg·ner
Zelfstandig naamwoord
Gegner m
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | der Gegner | die Gegner |
genitief | des Gegners | der Gegner |
datief | dem Gegner | den Gegnern |
accusatief | den Gegner | die Gegner |
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.