Geist

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  Geist    (hulp, bestand)
  • IPA: / gaist /
Woordafbreking
  • Geist
enkelvoud meervoud
nominatief der Geistdie Geister
genitief des Geistes
des Geists
der Geister
datief dem Geist
dem Geiste
den Geistern
accusatief den Geistdie Geister

Zelfstandig naamwoord

Geist, m

  1. geen meervoud geest, geestkracht, verstand
  2. geest, gemoed
  3. geen meervoud intellect
  4. geen meervoud voorstelling
  5. geen meervoud alcohol
  6. geen meervoud (figuurlijk) denker, denkster, genie
  7. (religie) Geest, ziel
  8. (mythologie) een buitenaards wezen, spook

Meer informatie

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.