Geist
Duits
Uitspraak
- Geluid: Geist (hulp, bestand)
- IPA: / gaist /
Woordafbreking
- Geist
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | der Geist | die Geister |
genitief | des Geistes des Geists | der Geister |
datief | dem Geist dem Geiste | den Geistern |
accusatief | den Geist | die Geister |
Zelfstandig naamwoord
Geist, m
- geen meervoud geest, geestkracht, verstand
- geest, gemoed
- geen meervoud intellect
- geen meervoud voorstelling
- geen meervoud alcohol
- geen meervoud (figuurlijk) denker, denkster, genie
- (religie) Geest, ziel
- (mythologie) een buitenaards wezen, spook
- [3]: Heilige Geist en
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.