Heimat
Duits
Uitspraak
- Geluid: Heimat (hulp, bestand)
- IPA: /ˈhaɪ̯maːt/
Woordafbreking
- Hei·mat
Woordherkomst en -opbouw
- van Middelhoogduits heimôt, heimuot
Zelfstandig naamwoord
Heimat v
- plaats, gebied of land waar men is opgegroeid en zich thuis voelt
- plaats, gebied of land van herkomst
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | Heimat | Heimaten |
genitief | Heimat | Heimaten |
datief | Heimat | Heimaten |
accusatief | Heimat | Heimaten |
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.