Karwoche

Duits

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • Kar·wo·che
enkelvoud meervoud
nominatief die Karwochedie Karwochen
genitief der Karwocheder Karwochen
datief der Karwocheden Karwochen
accusatief die Karwochedie Karwochen

Zelfstandig naamwoord

Karwoche v

  1. (religie): Goede Week (ook wel Stille Week, Heilige Week, Grote Week en lijdensweek) (het einde van de vastentijd)
Meroniemen
Verwante begrippen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.