Landbouwschap

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  Landbouwschap    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlɑndbɑuˌsxɑp/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • Land·bouw·schap
Woordherkomst en -opbouw
  • geen meervoud, afgeleid van landbouw met het achtervoegsel -schap, geschreven met een hoofdletter volgens spellingregel 16.N
enkelvoudbezitsvorm meervoud
naamwoord LandbouwschapLandbouwschaps -
verkleinwoord -- -

Eigennaam

Landbouwschap o

  1. (regering) (landbouw) (historisch) (Nederland) van 1954 tot 2000 bestaand zelfbesturend overheidslichaam dat alle agrarische bedrijvigheid omvatte
     In de praktijk lag het werkterrein van het Landbouwschap vooral op belangenbehartiging en op samenwerking tussen de dragende landbouw- en landarbeidersorganisaties.[1]
     Het Landbouwschap waardoor boeren, landarbeiders en agro-industrie met één verhaal naar buiten konden komen, is afgebroken.[2]
Hyperoniemen
  • publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie

Gangbaarheid

  • Het woord Landbouwschap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Mari Smits
    “Het Landbouwschap (recensie)” (14 augustus 2013) op marismits.nl
  2. Weblink bron
    Jan Douwe van der Ploeg geciteerd doorFrank Vermeulen
    “De stelling van Jan Douwe van der Ploeg: Melkprotest is symptoom van verval van een ooit machtige sector” (3 oktober 2009) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.