Schinken

Duits

Uitspraak
  • IPA: /'ʃɪŋkən/
Woordafbreking
  • Schin·ken

Zelfstandig naamwoord

Schinken m

  1. ham
    «Ich esse meinen Schinken nicht, nein, meinen Schinken ess' ich nicht.»
    Ik eet mijn ham niet, nee, mijn ham eet ik niet.
Verbuiging
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.