Schpielsache

Pennsylvania-Duits

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈʃpiːlzaxə /
Woordafbreking
  • Schpiel·sa·che
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief - - -- - -Schpielsachedie Schpielsache
datief - - -- - -Schpielsachede Schpielsache
accusatief - - -- - -Schpielsachedie Schpielsache

Zelfstandig naamwoord

Schpielsache, v mv, alleen meervoud

  1. (spel) speelgoed
    «Mir hen scheene Gschenke grickt, viel gleene Fracke un Schpielsache
    We kregen mooie cadeautjes, veel kleine kleding en speelgoed.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.