TIA

Niet te verwarren met: tia, Tia

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  TIA    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈtija/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • TIA
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord TIA TIA's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deTIAm

  1. (medisch) tijdelijk optredende verschijnselen van een beroerte door een korte onderbreking van de bloedtoevoer naar de hersenen
    • Toen de hond een paar uur later opeens begon om te vallen dacht Monique dat hij een TIA had of iets dergelijks. „Het leek wel of hij een fles wodka op had”, zegt ze. [2]
    • Of hebben zijn gezondheidsproblemen, onder meer een TIA, in de tijd dat Vinckx haar boek schreef, haar parten gespeeld? [3]
Schrijfwijzen
  • tia (opgevat als een ingeburgerd Nederlands woord)
Synoniemen
  • VIA
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord TIA staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
TIA TIAs

Zelfstandig naamwoord

TIA

  1. (medisch) TIA, kortdurende beroerteverschijnselen
Overerving en ontlening

Tussenwerpsel

TIA

  1. (chattaal) bij voorbaat dank
Schrijfwijzen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.