Tiger
Duits
Uitspraak
- Geluid: Tiger (hulp, bestand)
- IPA: /ˈtiːɡɐ/
Woordafbreking
- Ti·ger
Zelfstandig naamwoord
Tiger m
- (roofdieren) tijger
- «Menschen werden nur selten von Tigern angegriffen.»
- Mensen worden zelden door tijgers aangevallen.
- «Menschen werden nur selten von Tigern angegriffen.»
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | der Tiger | die Tiger |
genitief | des Tigers | der Tiger |
datief | dem Tiger | den Tigern |
accusatief | den Tiger | die Tiger |
Synoniemen
- (wetenschappelijk) Panthera tigris
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.