Woche

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  Woche    (hulp, bestand)
  • Geluid:  Woche    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • Wo·che
enkelvoud meervoud
nominatief die Wochedie Wochen
genitief der Wocheder Wochen
datief der Wocheden Wochen
accusatief die Wochedie Wochen

Zelfstandig naamwoord

Woche, v

  1. (tijdrekening) week


Pennsylvania-Duits

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • Wo·che

Zelfstandig naamwoord

Woche

  1. vrouwelijk meervoud van Woch
Opmerkingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.