Wohnung

Duits

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈvoːnʊŋ /
Woordafbreking
  • Woh·nung
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van het Duitse werkwoord wohnen met het achtervoegsel -ung
enkelvoud meervoud
nominatief die Wohnungdie Wohnungen
genitief der Wohnungder Wohnungen
datief der Wohnungden Wohnungen
accusatief die Wohnungdie Wohnungen

Zelfstandig naamwoord

Wohnung, v

  1. woning
    «Nach 18 Jahren Hotel Mama habe ich nun endlich eine eigene Wohnung
    Na 18 jaar hotel mama heb ik nu eindelijk een eigen woning.
Afkorting
  • Whg.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.