Zähheit

Duits

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ʦɛːhaɪ̯t /
Woordafbreking
  • Zäh·heit
Woordherkomst en -opbouw
  • Afleiding van het Duitse bijvoeglijke naamwoord zäh met het achtervoegsel -heit
enkelvoud meervoud
nominatief die Zähheit-
genitief der Zähheit-
datief der Zähheit-
accusatief die Zähheit-

Zelfstandig naamwoord

Zähheit, v (zonder meervoud)

  1. taaiheid
    «Sie zeichnete sich durch viel Ausdauer und Zähheit aus.»
    Zij blonk uit door veel uithoudingsvermogen en taaiheid.
Verwante begrippen

Zähigkeit

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.