Zähigkeit

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  Zähigkeit    (hulp, bestand)
  • IPA: / ʦɛːɪçkaɪ̯t /
Woordafbreking
  • Zä·hig·keit
Woordherkomst en -opbouw
  • Afleiding van het Duitse bijvoeglijke naamwoord zäh met het achtervoegsel -igkeit
enkelvoud meervoud
nominatief die Zähigkeitdie Zähigkeiten
genitief der Zähigkeitder Zähigkeiten
datief der Zähigkeitden Zähigkeiten
accusatief die Zähigkeitdie Zähigkeiten

Zelfstandig naamwoord

Zähigkeit, v

  1. (materiaalkunde) taaiheid
    «Die Lagertemperatur des Fleisches nach der Schlachtung wirkt sich auch auf die Zähigkeit aus.»
    De opslagtemperatuur van het vlees na het slachten heeft ook invloed op de taaiheid.
  2. doorzettingsvermogen, vasthoudendheid, volharding
Synoniemen
  • [1]: (wetenschappelijk) Tenazität
Verwante begrippen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.