Zwietsj

Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /ˈzwìːtʃ/ (Etsbergs)

Zelfstandig naamwoord

Zwietsj o

  1. (Hooglimburgs) Auswitsch
    «Haes toe neet aafgeloupe jaor Zwietsj bezóch?»
    Heb jij niet afgelopen jaar Auswitsch bezocht?
Verbuiging
Synoniemen
  • Awsjwits
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.