aandoening

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aandoening    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈandunɪŋ/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·doe·ning
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘gewaarwording’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
  • Naamwoord van handeling van aandoen met het achtervoegsel -ing [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord aandoening aandoeningen
verkleinwoord aandoeninkje aandoeninkjes

Zelfstandig naamwoord

deaandoeningv

  1. ziekte van een beperkt gedeelte van het lichaam
    • De oude vrouw had een ernstige aandoening aan haar longen. 
     Toen mijn aandoening erger werd, heeft ze voor me gezorgd.[3]
  2. ontroering
    • De jongen vrouw moest huilen van aandoening. 
  3. is de verzameling van symptomen, syndromen, klinische tekens, ziekten, handicaps en letsels
Verwante begrippen
Hyponiemen
Typische woordcombinaties
Vertalingen
Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aandoening staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord aandoening aandoenings

Zelfstandig naamwoord

aandoening

  1. aandoening
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.