aandrang

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aandrang    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈandraŋ/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·drang
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aandrang -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deaandrangm

  1. het aandringen
    • Er werd grote aandrang op hem uitgeoefend om zijn werk af te maken. 
  2. aansporing, morele druk
    • Er was weinig aandrang nodig om hem geld te laten geven voor het goede doel. 
  3. neiging
    • Hij had een grote aandrang om te plassen. 
     Hoewel Chantal de aandrang voelde om iets te zeggen waaruit haar medeleven bleek, zweeg ze.[2]
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aandrang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord aandrang -

Zelfstandig naamwoord

aandrang

  1. aandrang
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.