aangehuwd

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aangehuwd    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈaŋɣəˌhywt/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·ge·huwd
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen aangehuwd
verbogen aangehuwde
partitief aangehuwds

Bijvoeglijk naamwoord

aangehuwd

  1. aangetrouwd; getrouwd met
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van: aanhuwen…
verbogen vorm: aangehuwde

aangehuwd

  1. voltooid deelwoord van aanhuwen

Gangbaarheid

  • Het woord aangehuwd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
80 %van de Nederlanders;
74 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.