aanhaken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanhaken    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈanhakə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·ha·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanhaken
haakte aan
aangehaakt
zwak -t volledig

Werkwoord

aanhaken

  1. overgankelijk met een haak vastmaken
  2. onovergankelijk (sport) aansluiting vinden, bv. bij een groep renners
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Spreekwoorden
  • aanhaken bij: doorgaan op
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanhaken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.