aankleding
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aankleding (hulp, bestand)
- IPA: / ˈaɲkledɪŋ / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·kle·ding
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aankleding | aankledingen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de aankleding v
- dat wat de vorm, de sfeer en het uiterlijk van iets bepaald
- Hoe groot het aandeel van pa in dat project ook zijn mag, het mag bij binnenkomst direct duidelijk zijn dat het de jonge Rose is die zich met de aankleding en sfeer van de zaak heeft mogen belasten. De vrouwenhand in het geheel is onmiskenbaar, al moet ik mij door mijn damesgezelschap laten uitleggen hoe je zo’n interieur beschrijft. Het is ‘Rivièra Maison’, zo wordt geduldig voor me opgelepeld, ofwel een stijl met een ‘sterke landelijke beleving’ met meubilair en accessoires in ‘nieuwe brocante’. [2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord aankleding staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC 19 januari 2017
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.