aankoeken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aankoeken    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈaŋkukə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·koe·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aankoeken
koekte aan
aangekoekt
zwak -t volledig

Werkwoord

aankoeken [1]

  1. ergatief met een koek bedekt worden
    • Als je je vuilcontainer niet schoonmaakt, kan er op de bodem vuil aankoeken. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aankoeken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.