aanroep

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanroep    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈanrup/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·roep
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanroep aanroepen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deaanroepm

  1. het aanroepen

Werkwoord

vervoeging van
aanroepen

aanroep

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanroepen
    • ... dat ik aanroep. 

Gangbaarheid

  • Het woord aanroep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
85 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.