aanschieten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanschieten    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈansxitə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·schie·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanschieten
schoot aan
aangeschoten
klasse 2 volledig

Werkwoord

aanschieten

  1. overgankelijk licht raken
  2. overgankelijk vlug aandoen
     Bij het aanschieten van zijn kleren had zijn lichaam al zacht tintelend aangevoeld, als bevroren vingertoppen waar opnieuw warm bloed doorheen stroomt.[1]
     En ik weet zeker dat ze, als ze het een enkele keer deden, gestoord zouden worden door de onverbiddelijke bel en meneer Dolland zijn zwarte jas zou moeten aanschieten om boven aan te treden.[2]
  3. overgankelijk toesnellen
Spreekwoorden
  • (volks) aangeschoten: licht dronken
  • iemand aanschieten: terloops naar iemand komen en hem aanspreken
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanschieten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. “Het koninklijk huis” (2022), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026354953
  2. Victoria Holt
    “Gevangene van de Pasja” (1989), Saga, ISBN 9788726484915
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.