aanschouwer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanschouwer    (hulp, bestand)
  • IPA: /anˈsxɑuwər/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·schou·wer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanschouwer aanschouwers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deaanschouwerm

  1. persoon die iets waarneemt zonder zelf deel uit te maken van de handeling
     Op dezelfde manier kan een zenboeddhistische kom, waarvan vorm en ontwerp zinspelen op bescheidenheid, waardige eenvoud en welwillende aanvaarding van onvolmaaktheid, de aanschouwer terugbrengen naar de grondbeginselen van de zenleer.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord aanschouwer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.