aantocht

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aantocht    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈantɔxt/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·tocht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aantocht aantochten
verkleinwoord aantochtje aantochtjes

Zelfstandig naamwoord

deaantochtm

  1. in aantocht zijn naderen; nadering
    • Alle kinderen hoopten dat ondanks de motorstoring van de pakjesboot dat Sinterklaas toch in aantocht was. 
    • De lente is in aantocht. 
     'Hoi hoi!' De roep, samen met de overweldigende geur van aftershave, waarschuwde Rebecca dat Chris Fenton in aantocht was.[1]
     Mooi weer is in aantocht, op de radio spraken ze zelfs van een hittegolf.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord aantocht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Amanda Block
    “De verloren verteller” (2021), The house of books, ISBN 9789044363647
  2. “Het dossier” (2017), Luitingh-Sijthoff , ISBN 9789021042503
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.