aantrekker

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aantrekker    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈantrɛkər/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·trek·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van Naamwoord van handeling van aantrekken met het achtervoegsel -er [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord aantrekker aantrekkers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deaantrekkerm

  1. (wielrennen) gangmaker voor een sprinter
     Mark Cavendish heeft in de Tour de France van zijn comeback zijn vierde etappe gewonnen. In de massasprint Carcassonne drukte hij zijn wiel nota bene voor zijn eigen aantrekker Michael Mørkøv over de streep. Jasper Philipsen (Alpecin) werd derde.[2]
  2. hulpmiddel voor het aantrekken van schoenen, laarzen of andere kledingstukken
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord aantrekker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron “Cavendish naast zegekoning Merckx: Brit sprint in Carcassonne naar 34ste zege” (09-07-2021), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.