wielrennen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wielrennen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈwilrɛnə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • wiel·ren·nen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wielrennen
wielrende
gewielrend
zwak -d volledig

Werkwoord

wielrennen

  1. (sport), hardrijden op de fiets.
    • Hij ging wielrennen toen hij nog een kleine jongen was. 
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord wielrennen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.