aanvallig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanvallig    (hulp, bestand)
  • IPA: /aɱˈvɑləx/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·val·lig
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bekoorlijk’ voor het eerst aangetroffen in 1633 [1]
  • afgeleid van aanval (stam van het werkwoord aanvallen) met het achtervoegsel -ig [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen aanvalligaanvalligeraanvalligst
verbogen aanvalligeaanvalligereaanvalligste
partitief aanvalligsaanvalligers-

Bijvoeglijk naamwoord

aanvallig

  1. bekoorlijk.
  2. snoezig
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanvallig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
68 %van de Nederlanders;
57 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.