aanzoek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanzoek    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈanzuk/
Woordafbreking
  • aan·zoek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanzoek aanzoeken
verkleinwoord aanzoekje aanzoekjes

Zelfstandig naamwoord

hetaanzoeko

  1. verzoek
     'Maar dit moet wel het vreemdste aanzoek zijn dat iemand ooit heeft gekregen.[2]
  2. huwelijksaanzoek.
     Had ik misschien overhaast Bertrands aanzoek aanvaard vanwege het verachtelijke gedrag van de baron? De arme Bertrand was zo terneergeslagen geweest.[3]
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
aanzoeken

aanzoek

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanzoeken
    • ... dat ik aanzoek. 

Gangbaarheid

  • Het woord aanzoek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. aanzoek op website: Etymologiebank.nl
  2. Victoria Holt
    “Gevangene van de Pasja” (1989), Saga, ISBN 9788726484915
  3. Victoria Holt
    “Minnares van de duivel” (1982), Saga, ISBN 9788726484731
  4. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.