aasjager
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aasjager (hulp, bestand)
Woordafbreking
- aas·ja·ger
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aas zn en jager zn [1]
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | aasjager | aasjagers |
| verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de aasjager m
- een slechte, onzorgvuldige jager
- Aasjager: iemand die door slordig te schieten, veel wild verloren doet gaan, en die het aangeschoten wild niet behoorlijk opspoort; ook: een jager, die uit schietwoede, halfwassen wild schiet. [2]
- kaartspeler
- Als het pluktijd werd voor eikels, laurier, geneverbes, vogelkers en bloedrode mirt, als het seizoen er was om strikken uit te zetten voor kraanvogels en netten voor de herten, om te jagen op patrijs en haas en kwartel, veranderde de aasjager aan de groene speeltafel in een jachtduivel op het veld. [3]
Gangbaarheid
- Het woord 'aasjager' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aasjager" herkend door:
| 73 % | van de Nederlanders; |
| 81 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ (1914)–Jac. van Ginneken Vijfde hoofdstuk. De jagerstaal.
- ↑ Yves van Kempen (1997)– [tijdschrift] Revisor, De Korsmis
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.