abraham

Niet te verwarren met: Abraham

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  abraham    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɑbrahɑm/
Woordafbreking
  • abra·ham
Woordherkomst en -opbouw
  • eponiem dat verwijst naar de Bijbelse figuur Abraham, de vernederlandste vorm van Hebreeuws  אַבְרָהָם en  (avraham), gespeld met een kleine letter volgens spellingregel 16.C
    De oorsprong is vermoedelijk een interpretatie van Joh. 8:57 waarbij iemand die vijftig jaar is, Abraham gezien zou hebben [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord abraham abrahams
verkleinwoord abrahammetje abrahammetjes

Zelfstandig naamwoord

deabrahamm

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) (voeding) pop die Abraham voorstelt, gegeven aan mannen die vijftig jaar worden, gemaakt van brooddeeg, speculaas of ander materiaal
    • Hij kreeg een abraham op zijn 50e verjaardag. 
  2. vijftig jaar oude man
     Tientallen familieleden, vrienden, buren en andere dorpsbewoners kwamen woensdagavond langs om de kersverse abraham te feliciteren.[4]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord abraham staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
84 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. abraham op website: Etymologiebank.nl
  3. Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
  4. Weblink bron
    Michel van Ballegooij
    “Feestelijke optocht voor jarige Bart (50): ‘In zijn enthousiasme gaf hij zelfs een paar mensen een hand’” (26 april 2020) op ad.nl
  5. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.