absolutie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  absolutie    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɑpso'lysi/
Woordafbreking
  • ab·so·lu·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vergiffenis van zonden’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
  • Naamwoord van handeling van absolveren met het achtervoegsel -ie
  • afgeleid van het Franse absolution of daarvoor van het Latijnse 'absolutio'[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord absolutie -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deabsolutiev

  1. het vergeven van de zonden
    • Hij wilde koste wat 't kost een absolutie. 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord absolutie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.