acacia

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  acacia    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • aca·cia
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘boomsoort’ voor het eerst aangetroffen in 1554 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord acacia acacia's
verkleinwoord acaciaatje acaciaatjes

Zelfstandig naamwoord

deacaciam

  1. (bloemplanten) een geslacht Acacia  van planten uit de onderfamilie Mimosoideae  van de vlinderbloemenfamilie (Leguminosae/Fabaceae). Alle soorten zijn houtig
  2. (bloemplanten) boom van de soort Robinia pseudoacacia
Hyperoniemen
Hyponiemen
  • dwergacacia, schermacacia, schijnacacia
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
  • gewone acacia, gewone robinia, robinia, valse acacia, witte acacia
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord acacia staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
85 %van de Nederlanders;
83 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Spaans

enkelvoud meervoud
acacia acacias

Zelfstandig naamwoord

acacia v

  1. (plantkunde) acacia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.