afdracht

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afdracht    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·dracht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afdracht afdrachten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deafdrachtv/m

  1. wat men afdraagt aan een groep of organisatie waar men lid van is of een zakelijke relatie mee heeft
    • De overheidsuitgaven liggen sinds 2010 net iets boven de 300 miljard euro. In 2016 daalden de uitgaven met bijna 3 miljard naar 304,1 miljard. De afdrachten aan de Europese Unie waren bijna 4 miljard euro lager, dankzij een korting van 3 miljard en een afname van rentelasten van bijna 1 miljard. De uitgaven aan lonen en salarissen van ambtenaren stegen wel, net als de lasten voor sociale uitkeringen.[2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord afdracht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
67 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Etienne Verschuren 24 maart 2017
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.