afgelasten

Nederlands

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
afgelastenafgelastend
afgelastingafgelast
Uitspraak
  • Geluid:  afgelasten    (hulp, bestand)
  • IPA: /'ɑfxəˌlɑstə(n)/
Woordafbreking
  • af·ge·las·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afgelasten
/'ɑfxəˌlɑstə(n)/
gelastte af
/ɣə'lɑstə ʔ'ɑf/
afgelast
/'ɑfxəˌlɑst/
zwak -t volledig

Werkwoord

afgelasten

  1. overgankelijk de opdracht geven om iets niet door te laten gaan
    • In verband met de terroristische aanslag werd besloten alle wedstrijden af te gelasten. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord afgelasten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.