afgericht

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afgericht    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɑfxəˌrɪxt/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • af·ge·richt
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen afgerichtafgerichterafgerichtst
verbogen afgerichteafgerichtereafgerichtste
partitief afgerichtsafgerichters-

Bijvoeglijk naamwoord

afgericht [1]

  1. bekwaam

Werkwoord

vervoeging van: africhten…
verbogen vorm: afgerichte

afgericht

  1. voltooid deelwoord van africhten
  2. vormt de voltooide tijden
    • Hij heeft de grote witte wolfshond afgericht om zijn kudde schapen te bewaken. 
  3. vormt de lijdende vorm
    • Hulphonden worden inmiddels ook afgericht om autistische kinderen en kinderen met andere ontwikkelingsstoornissen te helpen. 
  4. attributief gebruikt
    • Met speciaal afgerichte honden en varkens wordt gezocht naar bosvruchten. 
  5. als naamwoordelijk deel van het gezegde gebruikt
    • De honden zijn afgericht voor het zoeken naar truffels. 

Gangbaarheid

  • Het woord afgericht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.