afgrond

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afgrond    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɑfxrɔnt/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈɑfχrɔnt/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈɑfxrɔnt/
    • (Limburg): /ˈɑvɣrɔnd/
Woordafbreking
  • af·grond
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘grondeloze diepte’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
  • uit het Middelnederlands [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord afgrond afgronden
verkleinwoord afgrondje afgrondjes

Zelfstandig naamwoord

deafgrondm

  1. een grote steile diepte
    • Hoogtevrees is de angst in een afgrond te vallen, nietwaar? 
     Halverwege de oversteek stopte hij, keek met een grote grijns achterom, pakte zijn fototoestel en maakte een foto van de diepe afgrond en vervolgde zijn stappen naar de veiligheid van de rotsen, 20 meter verderop.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord afgrond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.