afscheidsbezoek
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: afscheidsbezoek (hulp, bestand)
Woordafbreking
- af·scheids·be·zoek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van afscheid zn en bezoek zn met het invoegsel -s- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afscheidsbezoek | afscheidsbezoeken |
verkleinwoord | afscheidsbezoekje | afscheidsbezoekjes |
Zelfstandig naamwoord
het afscheidsbezoek o
- een laatste visite die men aflegt voordat men weggaat
- ▸ «Haar nog eenmaal zien en mij dan begraven, sterven», dacht hij en hij sprak deze gedachte tegen Betsy uit, toen hij haar een afscheidsbezoek bracht.[2]
- ▸ Demonstraties bij het afscheidsbezoek van minister Plasterk aan Bonaire. De eilanders hadden meer van Nederland verwacht nu ze sinds 2010 een provincie zijn.[3]
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord afscheidsbezoek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Anna Karenina” (1877), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028276062
- ↑ Weblink bron “Bonaire teleurgesteld in Nederland” (16-08-2017), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.