afscheidsrede
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: afscheidsrede (hulp, bestand)
Woordafbreking
- af·scheids·re·de
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van afscheid zn en rede zn met het invoegsel -s- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afscheidsrede | afscheidsredes |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de afscheidsrede v / m
- de toespraak die iemand houdt bij zijn of haar vertrek of aftreden
- ▸ Het afscheid gaat dinsdag niet ongemerkt voorbij. Het is een van de eerste punten tijdens de gemeenteraadsvergadering. „Op mijn verzoek, zodat mijn drie zoons die in het westen wonen er bij kunnen zijn als ik mijn afscheidsrede houd. Al vertrek ik met pijn in het hart, we maken er ook een feestje van.”[2]
- ▸ Deze week nam je afscheid van de stad Utrecht, de Utrechters en de Utrechtenaren. Jouw relatie met ‘roze’ Utrecht was roerig, met mooie en minder mooie momenten. In je afscheidsrede noemde je het wegpesten van het homostel Hans en Ton uit Leidsche Rijn zelfs een persoonlijke nederlaag. Dat waarderen wij. Want daar draait het om: dat Utrecht een stad is waar iedereen zich welkom en veilig voelt![3]
- de toespraak die voor iemand gehouden wordt bij zijn of haar vertrek, aftreden of overlijden
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord afscheidsrede staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Alice Plekkenpol“Ellie Verschoor stapt uit raad Borne” (01-03-2019), Tubantia
- ↑ Weblink bron Niek Stolker“Aleid Wolfsen krijgt trap na van COC” (24/12/2013), HP de Tijd
- ↑ Weblink bron “Kamer neemt afscheid van 'gedreven, soms verbeten' Marianne Thieme” (08-10-2019), NOS
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.