aftrappen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aftrappen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɑftrɑpə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • af·trap·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aftrappen
trapte af
afgetrapt
zwak -t volledig

Werkwoord

aftrappen [1]

  1. (sport) onovergankelijk (voetbal) de aftrap nemen; de voetbal wedstrijd beginnen
     Toen de scheidsrechter floot en de tegenpartij aftrapte, nam zij zich voor om de bal geen seconde meer uit het oog te verliezen.[2]
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

deaftrappenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord aftrap

Gangbaarheid

  • Het woord aftrappen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.