trappen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  trappen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈtrɑpə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • trap·pen
Woordherkomst en -opbouw
  • ww: in de betekenis van ‘de voet neerzetten, schoppen’ voor het eerst aangetroffen in 1470 [1] [2]
  • zn:  trap zn  met de uitgang -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
trappen
trapte
getrapt
zwak -t volledig

Werkwoord

trappen

  1. overgankelijk met een krachtige beweging van de voet raken of verplaatsen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord trappen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

detrappenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord trap
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (trapachtigen) Otididae  de enige familie van vogels uit de orde Otidiformes . De familie telt 26 soorten. Ze hebben stevige poten, een lange hals en brede vleugels. Ze zijn meestal bruin of grijs gekleurd en hebben donkere strepen en vlekken aan de bovenzijde en wit, geel of zwart aan de onderzijde
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)

Gangbaarheid

  • Het woord trappen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.