ai

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ai    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɑj/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • ai
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ai ais
verkleinwoord aitje aitjes

Zelfstandig naamwoord

deaim

  1. (luiaards) drievingerige zoogdier Bradypus tridactylus , tandarm dier uit het Amazonegebied (Drievingerige luiaard )
    • We hebben in de dierentuin een paar ais gezien. 
Vertalingen

Tussenwerpsel

ai

  1. uitroep die pijn, schrik of medelijden uitdrukt
    • Ai! Dat is een tegenvaller, zeg! 
Afgeleide begrippen
  • aiaiai

Gangbaarheid

  • Het woord ai staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
67 %van de Nederlanders;
81 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

Aroemeens

Werkwoord

ai

  1. hebben

Frans

Uitspraak
  • IPA: /e/

Werkwoord

ai

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van avoir

Engels

enkelvoud meervoud
ai ais

Zelfstandig naamwoord

ai

  1. (luiaards) ai, Bradypus tridactylus 

Lets

Tussenwerpsel

ai

  1. ai, o
  2. ai, ieh, uitroep bij een onaangename verassing

Surinaams

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ai/
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontwikkeld uit Engels eye.

Zelfstandig naamwoord

ai

  1. (anatomie) oog
    «ma baka di ai e si den moimoi sani, mofo wani nyan.»[1]
    Als het oog zoveel moois ziet, wil de mond weer eten.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Ineke van Wetering
    Laku prey en lobi singi Aflaw en haar bakaman in twee Afro-Surinaamse zangspelen in: OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis, Jaargang 27 (2008), Stichting Instituut ter Bevordering van de Surinamistiek, [Nijmegen], p. 138 op dbnl.org
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.