aidsvirus
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aidsvirus (hulp, bestand)
- IPA: / ˈetsfirʏs / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- aids·vi·rus
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aids zn en virus zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aidsvirus | aidsvirussen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het aidsvirus o
- (medisch) (virussen) virus dat aids veroorzaakt
- ▸ De val van Henk Buck De Eindhovense chemicus Henk Buck van het Laboratorium voor Organische Chemie bracht groot nieuws op 12 april 1 990: hij had een nieuwe methode gevonden om het aidsvirus te bestrijden en een medicijn was onder handbereik, zo meldde hij op televisie.[1]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord aidsvirus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Kolfschooten, Frank van“Ontspoorde wetenschap” (2012), De Kring, ISBN 9789491567087
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.