hiv

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hiv (letterwoord)    (hulp, bestand)
    • IPA: /hɪf/ (1 lettergreep)
  • Geluid:  hiv    (hulp, bestand)
    • IPA: /ˌhaiˈve/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • hiv
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hiv -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hethivo

  1. (virussen) (medisch) menselijk immuundeficiëntievirus, de soort die aids kan veroorzaken
    • Hiv is een snel muterend retrovirus en is tevens verantwoordelijk voor het syndroom aids. 
     Zij zei dat dit prikgaatje bijna niet anders dan van een naald kon komen. Ik ben meteen getest op hiv en hepatitis, alleen moet je daar na drie maanden voor terugkomen. Dat was stressvol, want ik dacht dagelijks: zou ik nu ziek zijn?[2]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
  • zie de categorie Virussen in het Nederlands
  • aids
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord hiv staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / hiːʋ /
Woordherkomst en -opbouw
  • Zelfstandig naamwoord [A]: Naamwoord van handeling van het Noorse woord  hive ww 
  • Zelfstandig naamwoord [B]: Afkorting van de Engelse frase Human Immune Deficiency Virus
Naar frequentie 6804

Werkwoord

hiv

  1. zwakke verbuiging gebiedende wijs van hive
m/o
[A]+[B]
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   hiv     hivet     hiv     hiva
hivene  
genitief   hivs     hivets     hivs     hivas
hivenes  

Zelfstandig naamwoord

[A]: hiv, m / o

  1. (het) gooien, (het) werpen
  2. krachttoer
  3. een geladen hoeveelheid
  4. elan, schwung
  5. zwenking

Zelfstandig naamwoord

hiv

  1. nominatief onbepaald mannelijk en onzijdig meervoud van hiv

Zelfstandig naamwoord

[B]: hiv, o

  1. (medisch), (initiaalwoord) hiv
Schrijfwijzen

Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / hiːʋ /
Woordafbreking
  • hiv
Woordherkomst en -opbouw
  • Zelfstandig naamwoord [A]+[B]: Naamwoord van handeling van het Noorse woord  hive ww 
  • Zelfstandig naamwoord [C]: Afkorting van de Engelse frase Human Immune Deficiency Virus

hiv

  1. zwakke verbuiging tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van hiva
Schrijfwijzen

hiv

  1. zwakke verbuiging gebiedende wijs van hiva

Werkwoord

hiv

  1. zwakke verbuiging tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van hive
Schrijfwijzen

hiv

  1. zwakke verbuiging gebiedende wijs van hive
m
[A]
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   hiv     hiven     hivar     hivane  

Zelfstandig naamwoord

[A]: hiv, m

  1. alleen in tweee uitdrukkingen
Synoniemen
  • vere litt drukken
Uitdrukkingen en gezegden
  • vere på ein hiv
een beetje dronken zijn
  • vere på hiven
een beetje dronken zijn
o
[B]+[C]
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   hiv     hivet     hiv     hiva  

Zelfstandig naamwoord

[B]: hiv, o

  1. (het) gooien, (het) werpen
  2. krachttoer
  3. een geladen hoeveelheid
  4. elan, schwung
  5. zwenking

Zelfstandig naamwoord

[C]: hiv, o

  1. (medisch), (initiaalwoord) hiv

Zelfstandig naamwoord

hiv

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van hiv
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.